Volkstuinvereniging Heerenveen

Samen tuinieren…

Een volkstuintje? Een beleving!

Oogst“Je proeft het verschil”. Dit is een veelgehoorde kreet, wanneer je groente van je eigen tuintje voor een ander hebt  meegegeven. Het is nog waar ook. Op één of andere wijze smaken groenten uit eigen tuin beter dan de groenten uit de eerste de beste supermarkt. Het is alom bekend dat de Franse keuken floreert door het gebruik van verse groenten. Dat kan bijna ook niet anders, want voor het verkrijgen van die groenten gaan de topkoks de kleine boerenmarktjes afstruinen.

De vraag is dan: Hoe kan het in vredesnaam zo zijn dat die groenten uit de moestuinen veel lekkerder zijn, ook al zien die producten er soms onooglijk uit. Daarvoor zijn een aantal redenen aan te geven:

– De groenten in de winkel hebben soms een lange rit achter de rug. Met andere woorden: De frisse smaak is al wat weg. De groenten zijn in de groeitijd “opgejaagd”door het geven van een specifieke bemesting. Deze bemesting bevordert een snelle groei.  In een volkstuin is dat niet van belang. De plant in de volkstuin groeit weliswaar iets trager, maar neemt wel allerlei voedingsstoffen op uit de met micro organismen verrijkte grond, die bevorderlijk zijn voor de stevigheid en de smaak.

– Een andere factor is het zonlicht. Veel zonlicht zorgt voor het aanmaken van natuurlijke suikers. Een prachtig voorbeeld is het feit dat na een zonrijke zomer het suikergehalte in bieten, appels, peren en druiven hoger is in jaren, waarbij de zon minder te zien is geweest. Voor een kweker, die zijn producten snel wil verkopen, is het gebrek aan zonlicht soms een beperkende factor. De voorjaarsgroenten, gekweekt in kassen, hebben vaak een mindere smaak. Het mag dan ook niet verwonderlijk zijn, dat het kweken van groenten in de zogeheten volle grond, erg aantrekkelijk is. Het eten van de groente uit eigen tuin mag een motivatie zijn om te tuinieren, maar er zijn meer overwegingen om bezig te zijn in een volkstuintje.

Voor lichaam en geest.

OLYMPUS DIGITAL CAMERAHet is bekend dat tuinieren een gezonde bezigheid is voor lichaam en geest. Bijna iedere spier wordt bij het tuinieren aangesproken. Het gaat om lopen, bukken, spitten, duwen, tillen, hurken en ga zo maar door. Bovendien kan worden gewerkt in bijna elk gewenst tempo. Dat betekent dat op hoge leeftijd dit werk kan worden uitgeoefend.  Voor de geest is het werken in de open lucht eveneens een geweldige ontspanning. Het is niet voor niks dat in geestelijke gezondheidszorg het bezig zijn in de tuin wordt gezien als een heilzaam middel tegen stress. Maar ook het feit dat men contact krijgt op een volkstuincomplex met gelijkgestemde mensen, is veelal een prettige ervaring. Immers, je hebt een gemeenschappelijk interesse. Leeftijdsverschillen, opleidingsniveaus enzovoorts doen er domweg niet toe.

Voetafdruk.

voetafdrukBovendien levert iedere tuinder een concrete bijdrage aan de verbetering van het milieu. Want het mag bekend worden geacht dat ieder individu van deze tijd het milieu belast. Die belasting wordt uitgedrukt in een persoonlijke voetafdruk.  De voetafdruk wordt met een cijfer aangegeven. Bestaat het cijfer uit 1, dan betekent dat 1 hectare natuur voldoende is om een milieubelastende activiteit van ieder  mens te neutraliseren. Onder belastende activiteiten vallen het energiegebruik, het maken van gebruiksartikelen, de uitstoot van broeikasgassen, het eten van voorverpakte voedingsmiddelen, logistieke kosten en vele andere aspecten. Het behoeft geen betoog dat de Amerikanen, men hun royale energieverbruik, en de Finnen, woonachtig in een land met lange en koude winters, de grootste voetafdrukken hebben en dat de Afrikanen de kleinste voetafdrukken hebben.

Ons land heeft per hoofd van de bevolking  eveneens een flinke voetafdruk.  Om de belasting voor het milieu te verminderen, worden er thans allerlei oplossingen bedacht. Denk maar aan de energiebesparende apparaten, de schonere auto, het aanleggen van klimaatbossen en de isolatie van woningen. Desondanks haalt de consument groente en fruit uit de winkel die ingevoerd zijn uit een ver land. Over energiekosten gesproken. Blijkbaar wil men niet altijd de seizoensgebonden groenten eten. Echter , een  kiene volkstuinder doet dat juist wel en levert  op die wijze een bijdrage aan het verkleinen van de individuele voetafdruk.

Iedere hobby kost geld, moeite, tijd en meestal ook geld.

tuingeldBij het beheren van een volkstuintje is dat eigenlijk niet anders. Toch weet een ervaren hobbyist een aardige grijpstuiver aan het oogsten uit  het eigen tuintje te verdienen.  Iedereen weet dat het kopen van groente een dure aangelegenheid kan zijn. Evenwel, als de seizoensgebonden producten in de schappen liggen, dan blijkt dat ook aardig goedkoop te zijn. Loont het wel de moeite om zelf te kweken? Jazeker! In de eerste plaats weet je onder welke omstandigheden jouw eigen slakrop is gegroeid en in de tweede plaats heb je een klein slaplantje in de grond gezet, die je ten opzichte van een volwassen krop voor een eurocenten hebt gekocht. Dat geldt niet alleen voor de sla; het geldt voor alle planten in de tuin. Daar kan geen groentewinkel tegen op.

Noodzakelijke kosten.

Edoch, daar staat wel wat tegenover. Dat zijn de kosten, die de hobbytuinder moet maken om een tuintje te onderhouden en om de planten te verzorgen. Voor een beginnende tuinder zijn er de aanschafkosten voor gereedschappen. Gelukkig zijn die aanschafkosten eenmalig. Een schoffel, hark, spade, bats, riek, gieter of een meetlint  gaan soms  jaren mee. Bamboestokken hebben helaas een kortere levensduur. Na een jaar of 5 zijn ze aan vervanging toe.

Iedere plant onttrekt voedingsstoffen uit de grond. Omdat de mens de plant opeet en vervolgens het verteringsproduct  netjes via het toilet laat wegspoelen, verschraalt uiteindelijk de bodem. De bodem moet dus weer  verrijkt of aangevuld worden met andere voedingsstoffen. Daarvoor zijn meststoffen nodig. Deze meststoffen kosten ook een paar centen. Last, but not Least  zijn pootgoed en zaden eveneens niet gratis. Anders gezegd: In een volkstuin gaan de kosten voor de baten uit.

Leerproces.

Velt ecologisch tuinierenDat de kost voor de baat uitgaat, is vrij logisch. De grootste uitdaging ligt in het succesvol oogsten. Daar ligt het grote probleem. De kans op mislukken is er altijd. De meest doorgewinterde tuinder kent dat. Een uitval van zo’n 20% is niet ongebruikelijk. De charme van dit vak is dan ook dat het onvoorspelbaar en verrassend kan zijn. Het ene jaar is de oogst van de sperziebonen geweldig, terwijl in het jaar daarop het allemaal tegenzit. Bij nat weer doen de bladgewassen het goed, terwijl de knolgewassen het moeilijk hebben.  Dat neemt niet weg dat de basisprincipes van plant- en regelafstanden gehanteerd dienen te worden, dat het zaaiwerk volgens de regels moet worden verricht en dat het onderhoud altijd aandacht verdient. Voor een beginner is het dan ook zaak om zich te verdiepen in het tuinieren. Gelukkig is daarover veel gepubliceerd. Een cursus volgen verdient eveneens aanbeveling en het inschakelen van een coach is ook niet onverstandig. Voor een bevredigend resultaat is een leerproces onontbeerlijk. Helaas, vele beginners houden het na één seizoen het voor gezien. Dat hoeft dus niet.

Enkele tips.

aardeDe grondsoort is vaak bepalend voor de keuze van gewassen en de grondbewerking;
– Een kleigrond is meestal lastig te bewerken. Kleigrond moet als het even kan voor de winter worden gespit. Door het koude winterweer wordt de grond vaak wat ruller, zodat het in het voorjaar vrij gemakkelijk de grond kan worden losgemaakt. Voorts is klei rijk aan kalk en is daarom zeer geschikt voor koolsoorten, bieten en aardappelen.
– Veengrond wordt in het voorjaar omgekeerd of losgetrokken, is zuurder van gehalte en is daardoor ongeschikt voor koolteelt. Daarentegen is veengrond goed voor voorjaarsgroenten; dit omdat de grond donker van kleur is en daardoor snel warmte opneemt.
– Zandgrond is het meest aantrekkelijk, mits deze grond ook rijk is aan humus. Net als veen, kan de zandgrond in de late winter of het vroege voorjaar worden omgekeerd. Zandgrond is geschikt voor praktisch alle gewassen, hoewel bij sommige koolsoorten een lichte kalkbemesting geen kwaad kan.

Aan het begin van het jaar is het altijd verstandig om een teeltplan te maken. Daarvoor is millimeterpapier  handig.  Op dit papier kan op schaal precies worden bepaald, waar de bedden, paden en andere vakken kunnen komen. Zo kan men alvast bepalen, waar de voorjaarsgroenten, zoals sla, spinazie, radijsjes, vroege bietjes, voorjaarsprei, peulen, tuinbonen en vroege aardappelen, kunnen komen. Al deze soorten maken later plaats voor de “laatkomers”, zoals  boerenkool, spruiten, andijvie, late sperziebonen, courgettes en winterprei. Ten slotte zijn er nog de gewassen, die niet vallen de categorieën voor- en nateelten. Daaronder kan men noemen de wortels, uien, late aardappels, bonen, peterselie, selderij, schorseneren,  bietjes en sluitkolen. In deze reeks zijn rabarber, aardbeien, bieslook, maggiplanten en klein fruit nog niet eens opgesomd.

De lijst van gewassen is hiermee  omvangrijk. Dat betekent ook dat door de variatie van al deze gewassen, de hoeveelheid per soort niet  te groot zal kunnen zijn. Maar dit gegeven is toevallig wel het juiste uitgangspunt, immers teveel planten van één soort, houdt in dat men dagen, zoniet weken bezig is om één en dezelfde  groentesoort  te moeten oogsten. De variatie betekent tevens dat oogsttijden in de loop van het groeiseizoen op verschillende momenten komen. Het wordt nog leuker, indien je met tussenpozen gewassen van dezelfde soort gaat zaaien of planten. Het inplannen van verschillende zaaidata voor sla, spinazie, radijs en sperziebonen zijn daar voorbeelden van. Voor elk jaar gaat de tuinder opnieuw een teeltplan maken. Gegeven het feit dat de gewassen meestal op een andere plek komen, is het verstandig om de oude teeltschema ’s te bewaren. In het jargon heet dat wisselbouw.

Discipline.

Sla_in_grondDe opbrengst kan veel voldoening geven. Een handige tuinder zal vele malen van de tuin kunnen oogsten. Vooral als ook in de winterperiode van de tuinproducten kan worden gegeten. Denk maar aan de bewaargroenten, zoals bietjes, uien, aardappels en winterwortels. En vergeet  de mogelijkheden tot het invriezen van de zomergroenten ook niet! Al deze oogstresultaten zijn te danken aan vakkennis en doorzettingsvermogen.

Om een tuin te onderhouden, is enige discipline vereist. Hoe vaak gebeurt het dat bij een aantal mooie dagen in de lente  met veel enthousiasme begonnen wordt aan de voorbereidingen, maar dat in de loop van het seizoen het animo daalt om regelmatig in de tuin te werken. Juist in de zomerperiode willen de gewassen explosief groeien. Dat geldt niet alleen voor de cultuurgewassen, maar nog meer voor het onkruid.  Het is echt nodig om in de zomertijd minstens één of twee keer per week te werken in de tuin. In dat licht  bezien, vormt het met vakantie gaan juist in die tijd een te lange onderbreking.  Voordat een tuinder met vakantie gaat is het nodig dat de tuin helemaal vrij is van onkruid en dat het oogsten na de vakantie in de planning moet zitten. Het zal je maar overkomen dat na, pak ‘m beet, 4 weken afwezigheid men tot de ontdekking komt, dat de tuin is overwoekerd met onkruid, dat de sperziebonen niet meer te eten zijn en dat de sla is doorgeschoten. Dus de vakantie bepaalt het zaai- en plantschema. De mogelijkheid bestaat ook dat er goede afspraken met familie of vrienden worden gemaakt, om gedurende jouw afwezigheid de tuin te onderhouden en ze mee te laten delen in de opbrengst. Anders gezegd: Oplossingen zijn er altijd wel te bedenken.

Tuinieren is soms een onvoorspelbare bezigheid. Maar de resultaten zullen fantastisch zijn, als je maar discipline toont. Het hebben van een volkstuintje geeft een extra dimensie aan je leven. Een volkstuintje? Het verrijkt je leven!

Albert  Kooistra.